28. nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:
29. Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,
30. want mijn ogen hebben uw heil gezien,
31. dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:
32. licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.