8. En al het vet van de stier van het zondoffer zal hij eruit nemen: het vet dat de ingewanden bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt;
9. en de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden zit, en het aanhangsel aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen,
10. zoals het weggenomen wordt van het rund van het vredeoffer; en de priester zal het in rook doen opgaan op het brandofferaltaar.
11. En de huid van de stier en al zijn vlees, benevens zijn kop en zijn onderschenkels en zijn ingewanden en zijn mest,
12. alles van de stier zal hij buiten de legerplaats brengen, op een reine plek, waar men de as stort, en hij zal hem op een houtvuur verbranden; op de plaats waar de as wordt uitgestort, zal hij verbrand worden.