4. Mijn verordeningen zult gij volbrengen en mijn inzettingen in acht nemen en daarnaar wandelen: Ik ben de Here uw God.
5. Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben de Here.
6. Niemand zal naderen tot zijn naaste bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: Ik ben de Here.
7. Gij zult de schaamte van uw vader, dat is de schaamte van uw moeder, niet ontbloten; het is uw moeder, gij zult haar schaamte niet ontbloten.