6. En Mozes zeide tot Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar: Uw hoofdhaar zult gij niet los laten hangen en uw klederen zult gij niet scheuren, opdat gij niet sterft, en Hij niet toorne over de gehele vergadering; maar uw broeders, het gehele huis Israëls, zullen de brand bewenen, die de Here heeft doen ontbranden.
7. Van de ingang van de tent der samenkomst zult gij niet weggaan, opdat gij niet sterft, want de zalfolie des Heren is op u. En zij deden naar het woord van Mozes.
8. De Here sprak tot Aäron: