Johannes 3:18-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God.

19. Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos.

20. Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen;

21. maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn.

22. Daarna ging Jezus met zijn discipelen naar het land van Judea en Hij vertoefde daar met hen en doopte.

23. Doch ook Johannes doopte, te Enon bij Salim, omdat daar veel water was, en de mensen kwamen daar en lieten zich dopen;

24. want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.

25. Er rees dan geschil tussen de discipelen van Johannes met een Jood over de reiniging.

26. En zij kwamen tot Johannes en zeiden tot hem: Rabbi, die met u was aan de overzijde van de Jordaan en van wie gij getuigd hebt, zie, die doopt en allen gaan tot Hem.

27. Johannes antwoordde en zeide: Geen mens kan iets aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn.

28. Gij kunt zelf van mij getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet, maar ik ben voor Hem uit gezonden.

29. Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die erbij staat en naar hem luistert, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld.

30. Hij moet wassen, ik moet minder worden.

31. Die van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt van de aarde.

32. Die uit de hemel komt, is boven allen; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij en zijn getuigenis neemt niemand aan.

Johannes 3