Job 39:16-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Vrolijk klapwieken de vleugels van de struis;zijn dat liefderijke slagpennen en veren,

17. als zij haar eieren overlaat aan de aardeen ze warm laat worden in het zand,

18. en vergeet, dat een voet ze vertrappenen het gedierte des velds ze vertreden kan?

19. Zij behandelt haar jongen hard, alsof zij de hare niet zijn;of haar zwoegen vergeefs is, deert haar niet,

20. want God heeft haar wijsheid onthoudenen haar geen deel aan het inzicht gegeven.

21. Wanneer zij fier met de vleugels klapt,lacht zij om ros en ruiter.

Job 39