24. geweldigen verbrijzelt Hij zonder onderzoek,en anderen stelt Hij in hun plaats.
25. Daarom, Hij geeft acht op hun daden,Hij stort hen omver in de nacht, zodat zij verbrijzeld worden.
26. Als goddelozen tuchtigt Hij hen,ter plaatse waar men het ziet,
27. omdat zij van Hem zijn afgeweken,op geen zijner wegen acht hebben geslagen,
28. zodat zij het gejammer van de geringetot Hem deden doordringen,en Hij het geschrei der ellendigen hoorde.