4. want voordat de jongen zal kunnen roepen: Mijn vader en mijn moeder, zal men de rijkdom van Damascus en de buit van Samaria vóór de koning van Assur dragen.
5. En de Here ging voort nogmaals tot mij te spreken:
6. Omdat dit volk de zacht vloeiende wateren van Siloach versmaadt en er vreugde is bij Resin en de zoon van Remaljahu,
7. daarom, zie, de Here doet over hen opkomen de machtige en geweldige wateren van de Rivier, de koning van Assur met al zijn heerlijkheid; deze zal buiten al zijn beddingen stijgen en buiten al zijn oevers rijzen,