10. Verbroken ligt de woeste veste; gesloten is elk huis, zodat men er niet kan binnentreden.
11. Gejammer over de wijn in de straten! Alle vreugde is ondergegaan, de vrolijkheid der aarde is verdwenen.
12. Wat rest in de stad, is verwoesting, en de poort is tot puin verbrijzeld.