30. Dan weiden de eerstgeborenen der geringen en de armen legeren zich veilig, maar uw wortel doe Ik van honger sterven en uw overblijfsel zal hij doden.
31. Jammer, gij poort; schreeuw, gij stad; sidder, gij gans Filistea! Want uit het noorden komt rook en in de gelederen blijft niemand achter.
32. Wat zal men dan de gezanten des volks antwoorden? Dat de Here Sion gegrondvest heeft en dat daarin de ellendigen van zijn volk zullen schuilen.