34. Zelfs is in uw slippen het bloed gevonden van onschuldige armen, die gij niet bij een inbraak hebt betrapt,
35. maar boven dit alles zegt gij nog: Neen, ik ben onschuldig; inderdaad, zijn toorn heeft zich van mij gewend. Zie, Ik ga met u in het gericht, omdat gij zegt: Ik heb niet gezondigd.
36. Hoe vaak gaat gij uw weg veranderen! Ook met Egypte zult gij beschaamd uitkomen, evenals gij beschaamd zijt uitgekomen met Assyrië;
37. ook vandaar zult gij weggaan met uw handen op uw hoofd, want de Here verwerpt hen op wie gij vertrouwt, en gij zult met hen uw doel niet bereiken.