24. Tuchtig mij, Here, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat Gij mij niet te gering maakt.
25. Stort uw gramschap uit over de volken die U niet kennen, over de geslachten die uw naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob verslonden, ja, verslonden en verteerd, en zij hebben zijn dreve tot een woestenij gemaakt.