3. De Here heeft een rechtsgeding met Juda; Hij gaat Jakob straffen voor zijn wandel, naar zijn daden zal Hij hem vergelden.
4. In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn mannelijke kracht streed hij met God.
5. Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende en smeekte Hem om genade. Te Betel vond hij Hem, en daar sprak Hij met ons,