45. Onze vaderen namen die over en met Jozua brachten zij haar verder, bij de onderwerping van de heidenen, welke God heeft verdreven voor onze vaderen, (in het land), tot de dagen van David.
46. Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.
47. Maar (eerst) Salomo bouwde Hem een huis.
48. De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:
49. De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten.Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here,of wat is de plaats mijner rust?
50. Heeft niet mijn hand dit alles gemaakt?
51. Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij.