34. Want er was ook niet één behoeftig onder hen; want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen;
35. en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte.
36. En Jozef, die van de apostelen de bijnaam Barnabas gekregen had – wat betekent: zoon der vertroosting –, een Leviet, uit Cyprus afkomstig,
37. die eigenaar was van een akker, verkocht die en bracht het geld en legde het aan de voeten der apostelen.