14. Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een secte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de wet en in de profeten geschreven staat,
15. terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn.
16. En hierin oefen ik mijzelf, altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.
17. En na verloop van vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen voor mijn volk te brengen en offeranden,
18. waarmede men mij, geheiligd zijnde, in de tempel bezig vond, zonder volksoploop of opschudding. Maar enige Joden uit Asia
19. – die moesten hier voor u staan en hun aanklacht indienen, indien zij iets tegen mij hebben.