Handelingen 24:13-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. en zij kunnen niets, waarvan zij mij nu beschuldigen, voor u bewijzen.

14. Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een secte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de wet en in de profeten geschreven staat,

15. terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn.

16. En hierin oefen ik mijzelf, altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.

Handelingen 24