Genesis 32:27-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.

28. Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht.

29. Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar.

Genesis 32