Genesis 26:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Toen gebood Abimelek al het volk: Wie deze man of zijn vrouw aanraakt, zal zeker ter dood gebracht worden.

12. En Isaak zaaide in dat land en oogstte in dat jaar honderdvoudig; want de Here zegende hem.

13. En die man werd rijk, ja gaandeweg rijker, totdat hij zeer rijk geworden was.

14. En hij had kudden kleinvee en runderen en een talrijke slavenstoet, zodat de Filistijnen hem benijdden.

15. Al de putten nu, die de knechten van zijn vader in de dagen van zijn vader Abraham gegraven hadden, hadden de Filistijnen dichtgestopt en met aarde gevuld.

Genesis 26