22. En de kinderen stieten in haar binnenste tegen elkander. Toen zeide zij: Indien het aldus gesteld is, waarom overkomt mij dat? Daarop ging zij om de Here te vragen.
23. En de Here zeide tot haar: Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen.
24. Toen nu haar dagen vervuld waren, dat zij baren zou, waren er dan ook tweelingen in haar schoot.
25. En de eerste kwam te voorschijn, rossig, geheel als een haren mantel; en men gaf hem de naam Esau.