16. Dit zijn dan de zonen van Ismaël, en dit zijn hun namen, naar hun dorpen en hun tentenkampen, twaalf vorsten naar hun volksstammen. –
17. En dit waren de jaren van Ismaëls leven: honderd zevenendertig jaar. Toen gaf hij de geest en stierf, en werd vergaderd tot zijn voorgeslacht. –
18. En zij woonden van Chawila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt, in de richting van Assur. Zij hebben zich tegenover al hun broeders gevestigd.