8. En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
9. En God zeide: Dat de wateren onder de hemel op één plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo.
10. En God noemde het droge aarde, en de samengevloeide wateren noemde Hij zeeën. En God zag, dat het goed was.
11. En God zeide: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo.