Filippenzen 1:3-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Ik dank mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk;

4. immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap,

5. wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.

6. Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.

7. Zó van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij mijn verdediging en bevestiging van het evangelie, deelgenoten zijt van de mij verleende genade.

Filippenzen 1