6. En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht.
7. De Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd.
8. Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had.
9. Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij.