16. Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wèl ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft.
17. Gij zult niet doodslaan.
18. En gij zult niet echtbreken.
19. En gij zult niet stelen.
20. En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.