Deuteronomium 2:9-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Toen zeide de Here tot mij: benauw Moab niet, en daag het niet uit ten strijde, want Ik zal u van zijn land niets in bezit geven, omdat Ik Ar aan de zonen van Lot tot een bezitting gegeven heb.

10. – De Emieten hadden eertijds daarin gewoond, een groot en talrijk volk, lang als de Enakieten;

11. ook dezen werden voor Refaïeten gehouden, evenals de Enakieten, maar de Moabieten noemen hen Emieten.

12. En in Seïr hadden eertijds de Chorieten gewoond, maar de zonen van Esau hadden hen uit hun gebied verdreven, hen verdelgd en zich in hun plaats gevestigd, evenals Israël gedaan heeft met het land, dat de Here hun in bezit gegeven heeft. –

13. Maakt u nu gereed en trekt de beek Zered over. Toen trokken wij over de beek Zered.

Deuteronomium 2