16. Wanneer een misdadig getuige tegen iemand optreedt om hem van een overtreding aan te klagen,
17. dan zullen de twee mannen, die dit geschil hebben, zich vóór de Here stellen, vóór de priesters en de rechters, die er dan zijn zullen.
18. Dan zullen de rechters dit nauwkeurig onderzoeken, en blijkt, dat de getuige een valse getuige is en dat hij een valse aanklacht tegen zijn broeder heeft ingediend,
19. dan zult gij hem doen, zoals hij zijn broeder dacht te doen. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen,
20. want de overigen zullen dit horen en vrezen en niet weer zulk een kwaad in uw midden doen.