2 Samuël 22:27-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. jegens de reine toont Gij U rein,maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander.

28. Het ellendige volk verlost Gij,en uw ogen zijn tegen de hovaardigen; Gij vernedert hen.

29. Want Gij, o Here, zijt mijn lamp,en de Here doet mijn duisternis opklaren.

30. Met U immers loop ik op een legerbende in,met mijn God spring ik over een muur.

31. Gods weg is volmaakt;des Heren woord is zuiver.Hij is een schild voor allendie bij Hem schuilen.

32. Want wie is God behalve de Here,wie is een rots buiten onze God?

2 Samuël 22