2 Kronieken 31:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Toen Jechizkia en de vorsten kwamen en die stapels zagen, prezen zij de Here en zijn volk Israël.

9. En Jechizkia deed bij de priesters en de Levieten navraag naar die stapels.

10. De hogepriester Azarja, uit het huis van Sadok, zeide tot hem: Sinds men begon met de heffing te brengen naar het huis des Heren, hebben wij gegeten en zijn wij verzadigd geworden, wij hebben in ruime mate overgehouden; want de Here heeft zijn volk zo gezegend, dat deze grote voorraad is overgebleven.

11. Daarop beval Jechizkia vertrekken in te richten in het huis des Heren, en men richtte ze in.

2 Kronieken 31