6. Ter versiering voorzag hij het vertrek van kostbare steen. Het goud was goud van Parwaïm.
7. Aldus overtrok hij het vertrek, de balken, de drempels, zijn wanden en zijn deurvleugels met goud; en op de wanden graveerde hij cherubs.
8. Voorts maakte hij het vertrek van het heilige der heiligen; de lengte ervan, langs de breedte van het huis, was twintig el, en de breedte eveneens twintig el; hij overtrok het met fijn goud van zeshonderd talenten.
9. Het gewicht der spijkers was vijftig sikkels goud. De bovenvertrekken overtrok hij eveneens met goud.