2 Kronieken 28:13-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. en zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen niet hier brengen, want uw voornemen maakt ons schuldig tegenover de Here en vermeerdert onze zonden en onze schulden; wij hebben toch al grote schuld, en brandende toorn rust op Israël.

14. Toen lieten de gewapenden de gevangenen en de roof bij de oversten en de gehele menigte achter.

15. En de mannen, wier namen hier vermeld zijn, maakten zich op en hielpen de gevangenen: alle naakten onder hen kleedden zij van de buit; zij kleedden en schoeiden hen, gaven hun te eten en te drinken en zalfden hen; allen onder hen, die moeizaam voortstrompelden, vervoerden zij op ezels; zij brachten hen naar Jericho, de Palmstad, bij hun broeders; daarna keerden zij naar Samaria terug.

16. In die tijd zond koning Achaz het verzoek tot de koningen van Assur hem te helpen.

2 Kronieken 28