2 Koningen 10:26-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. En zij brachten de gewijde stenen van de tempel van Baäl naar buiten en verbrandden die.

27. Voorts haalden zij de gewijde steen van Baäl omver en ook de tempel van Baäl haalden zij omver en maakten er beerputten van, tot op de huidige dag.

28. Zo verdelgde Jehu Baäl uit Israël.

29. Alleen week Jehu niet af van de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israël had doen bedrijven: de gouden kalveren die in Betel en in Dan waren.

2 Koningen 10