1 Timoteüs 6:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Allen, die onder een slavenjuk zijn, moeten hun meesters alle eer waardig achten, opdat de naam Gods en de leer geen smaad lijden.

2a. Zij, die gelovige meesters hebben, moeten hen niet geringschatten, omdat zij broeders zijn, doch des te betere slaven wezen, omdat (hun meesters) gelovigen en geliefden zijn, die zich beijveren wèl te doen.

2b. Leer en vermaan in deze zin.

3. Indien iemand een andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden van onze Here Jezus Christus en de leer der godsvrucht,

1 Timoteüs 6