11. Zij riepen daarom alle stadsvorsten der Filistijnen bijeen en zeiden: Zendt de ark van de God van Israël weg; laat zij terugkeren naar haar eigen plaats, opdat zij ons en ons volk niet dode. Want in de gehele stad heerste een dodelijke verwarring; de hand Gods drukte daar zeer zwaar:
12. de mannen die niet gestorven waren, werden met builen geslagen, zodat het gejammer der stad ten hemel klom.