1. Samuël zeide tot Saul: Mij heeft de Here gezonden om u tot koning te zalven over zijn volk, over Israël; nu dan, luister naar de woorden des Heren.
2. Zo zegt de Here der heerscharen: Ik doe bezoeking over wat Amalek Israël heeft aangedaan, hoe hij zich hem in de weg heeft gesteld, toen het uit Egypte trok.