7. Jaar op jaar, zo dikwijls zij opging naar het huis des Heren, handelde hij zo en tergde zij haar; dan weende zij en at niet.
8. En haar man Elkana zeide tot haar: Hanna, waarom weent gij en waarom eet gij niet? Waarom zijt gij zo verdrietig gestemd? Ben ik u niet meer waard dan tien zonen?
9. Eens, nadat men te Silo gegeten en gedronken had, stond Hanna op – de priester Eli zat op een stoel bij de deurpost van de tempel des Heren –