1 Kronieken 5:3-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. de zonen dan van Ruben, de eerstgeborene van Israël, waren: Chanok en Pallu, Chesron en Karmi.

4. En de zonen van Joël: zijn zoon Semaja, diens zoon Gog, diens zoon Simi,

5. diens zoon Micha, diens zoon Reaja, diens zoon Baäl,

6. en diens zoon Beëra, welke Tillegatpilneser, de koning van Assur, wegvoerde; hij was vorst over de Rubenieten.

7. Zijn broeders, naar hun geslachten, in het register volgens hun afstamming ingeschreven, waren: het hoofd Jeïel, Zekarja

8. en Bela, de zoon van Azaz, de zoon van Sema, de zoon van Joël; deze woonde in Aroër en tot aan Nebo en Baäl-Meon;

9. en oostwaarts woonde hij langs de rand van de woestijn die zich van de rivier de Eufraat af uitstrekt; want in het land Gilead hadden hun kudden zich vermeerderd.

1 Kronieken 5