10. Van Chosa, uit de zonen van Merari, de zonen: Simri het hoofd – al was hij niet de eerstgeborene, zijn vader had hem tot hoofd gemaakt –,
11. Chilkia de tweede, Tebaljahu de derde, Zekarja de vierde; de zonen en broeders van Chosa waren tezamen dertien.
12. Deze afdelingen der poortwachters, naar de groepshoofden ingedeeld, hadden evenals hun broeders tot taak te dienen in het huis des Heren.