25. De zonen van Jerachmeël, de eerstgeborene van Chesron, waren: de eerstgeborene Ram, voorts Buna, Oren, Osem en Achia.
26. Jerachmeël had echter nog een andere vrouw, die Atara heette; deze was de moeder van Onam.
27. De zonen van Ram, de eerstgeborene van Jerachmeël, nu waren: Maäs, Jamin en Eker.
28. De zonen van Onam: Sammai en Jada, en de zonen van Sammai: Nadab en Abisur.
29. De vrouw van Abisur heette Abihaïl; deze baarde hem Achban en Molid.
30. De zonen van Nadab waren: Seled en Appaïm; Seled stierf kinderloos;
31. de zonen van Appaïm: Jisi; de zonen van Jisi: Sesan, en de zonen van Sesan: Achlai.
32. De zonen van Jada, de broeder van Sammai: Jeter en Jonatan; Jeter stierf kinderloos;
33. en de zonen van Jonatan: Pelet en Zaza. Dit zijn de zonen van Jerachmeël.
34. En Sesan had geen zonen, maar alleen dochters; wel had Sesan een Egyptische slaaf, die Jarcha heette.
35. Nu gaf Sesan zijn dochter aan zijn slaaf Jarcha tot vrouw en zij baarde hem Attai.
36. En Attai verwekte Natan, Natan verwekte Zabad,
37. Zabad verwekte Eflal, Eflal verwekte Obed,
38. Obed verwekte Jehu, Jehu verwekte Azarja,
39. Azarja verwekte Cheles, Cheles verwekte Elasa,
40. Elasa verwekte Sisemai, Sisemai verwekte Sallum,
41. Sallum verwekte Jekamja, Jekamja verwekte Elisama.