15. Osem, zijn zesde, David, zijn zevende.
16. Hun zusters waren Seruja en Abigaïl. De zonen van Seruja waren: Absai, Joab en Asaël, drie;
17. Abigaïl baarde Amasa, en de vader van Amasa was de Ismaëliet Jeter.
18. Kaleb nu, de zoon van Chesron, verwekte Jeriot bij zijn vrouw Azuba; en dit zijn haar zonen: Jeser, Sobab en Ardon.
19. Toen Azuba gestorven was, nam Kaleb zich Efrat tot vrouw en deze baarde hem Chur;
20. Chur verwekte Uri, en Uri verwekte Besaleël.
21. Daarna kwam Chesron tot de dochter van Makir, de vader van Gilead – hij nam haar tot vrouw, toen hij zestig jaar oud was –, en zij baarde hem Segub.