16. Toen geheel Israël zag, dat de koning niet naar hen luisterde, gaf het volk de koning ten antwoord: Wij hebben geen deel aan David, en geen erfbezit met de zoon van Isaï! Naar uw tenten, Israël! Zorg nu voor uw eigen huis, David! En Israël ging naar zijn tenten.
17. Maar over de Israëlieten die in de steden van Juda woonden, werd Rechabeam koning.
18. Koning Rechabeam zond Adoram, die over de herendienst gesteld was, doch geheel Israël stenigde hem, zodat hij stierf, en koning Rechabeam slaagde er ternauwernood in, de wagen te beklimmen, om naar Jeruzalem te vluchten.
19. Aldus werden de Israëlieten van Davids huis afvallig tot op de huidige dag.