28. Toen de Israëlieten later een sterk volk waren geworden, dwongen zij de Kanaänieten wel als slaven voor hen te werken, maar verdreven hen niet uit het land.
29. Dit gold ook voor de Kanaänieten uit de stad Gezer, de mannen van Efraïm konden hen niet verdrijven, zodat de twee volken bij elkaar bleven wonen.
30. Ook de stam Zebulon lukte het niet de Kanaänieten uit de steden Kithron en Nahalol te verdrijven, hoewel zij hen naderhand wel tot slaven maakten.