7. Hun gezicht is pafferig van het vet.Zij verbeelden zich van alles.
8. Zij steken overal de spot meeen spreken kwaadaardigover het onderdrukken van andere mensen.Hun taal is gezwollen, trots en uit de hoogte.
9. Zij zetten een grote mond op tegen Goden verachten de mensen.
10. Het volk houdt rekening met henen zij profiteren ervan.
11. Zij zeggen: ‘God kan niet alles weten.De Allerhoogste heeft wel iets anders te doendan Zich met ons te bemoeien.’