Numeri 33:8-48 Het Boek (HTB)

8. Vandaar trokken zij dwars door de zee en drie dagreizen ver de woestijn van Etam in, waar zij hun kamp opsloegen bij Mara.

9. Na Mara te hebben verlaten, kwamen zij in Elim, bekend door de twaalf waterbronnen en de zeventig palmen, en zij bleven daar geruime tijd.

10. Na Elim te hebben verlaten, sloegen zij hun kamp op aan de Rietzee

11. en daarna in de woestijn Sin.

12. Zij braken op en trokken naar Dofka

13. en vandaar naar Alus. De volgende pleisterplaats was Refidim,

14. waar echter geen drinkwater voor het volk voorhanden was.

38. Terwijl zij aan de voet van de berg Hor verbleven, gaf de Here de priester Aäron opdracht de berg te beklimmen en daar stierf hij. Dit gebeurde in het veertigste jaar na het vertrek van het volk Israël uit Egypte.

39. Aäron was 123 jaar oud en hij stierf op de eerste dag van de vijfde maand.

40. Toen hoorde de Kanaänitische koning van Arad dat het volk Israël zijn land naderde.

41. Na met hem te hebben afgerekend, reisden de Israëlieten van de berg Hor naar Salmona,

42. vandaar naar Punon,

43. vandaar naar Obot,

44. vandaar naar Ijje-Haäbarim, aan de grens van Moab.

45. Toen reisden zij verder naar Dibon-Gad,

46. vandaar naar Almon-Diblataïm en

47. toen verder naar het gebergte Abarim, dichtbij de berg Nebo.

48. Zo kwamen zij ten slotte op de vlakte van Moab aan de Jordaan tegenover Jericho.

Numeri 33