Numeri 22:14-20 Het Boek (HTB)

2-4. Toen koning Balak van Moab, de zoon van Sippor, besefte hoeveel mensen daar verbleven en ook nog hoorde wat zij met de Amorieten hadden gedaan, werden hij en zijn onderdanen erg bang. Balak pleegde overleg met de vorsten van Midjan en zei: ‘Als wij niet oppassen, zullen die Israëlieten ons land afgrazen als een kudde ossen die een weiland kaalvreet!’

14. Zo keerden de boodschappers terug en brachten Bileams weigering over aan koning Balak.

15. Maar Balak gaf de moed nog niet op. Hij stuurde opnieuw boodschappers, maar nu waren het er meer dan de eerste keer en zij waren nog hoger in aanzien.

16-17. Zij kwamen bij Bileam met de boodschap: ‘Koning Balak smeekt u te komen. Hij zal u rijk belonen en alles doen wat u zegt. Alles wat u maar wilt, als u maar met ons mee komt en dat volk vervloekt!’

18. Maar Bileam antwoordde: ‘Ook al gaf hij mij een paleis vol goud en zilver, dan nog kan ik niets doen wat ingaat tegen de opdracht van de Here, mijn God.

19. Maar u kunt hier vannacht blijven, dan zal ik de Here nog eens om zijn mening vragen. Misschien heeft Hij nog iets aan zijn woorden toe te voegen.’

20. Die nacht zei God tegen Bileam: ‘Sta op en ga met deze mannen mee, maar zorg ervoor dat u alleen dat zegt wat Ik u opdraag.’

Numeri 22