27. Vanaf deze toren tot de muur van de Ofel waren mannen uit Tekoa aan het werk.
28. De priesters repareerden de muur vanaf de Paardepoort, ieder tegenover zijn eigen huis.
29. Op enige afstand daarvan was Zadok, de zoon van Immer, bezig tegenover zijn huis. En op korte afstand van Zadok werkte Semaja, de zoon van Sechanja, de poortwachter van de Oostpoort.
30. Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de zesde zoon van Zalaf, herstelden een volgend stuk. Mesullam, de zoon van Berechja, was tegenover zijn eigen woning bezig.