4. Johannes droeg kleren van kameelhaar en had een leren riem om. Hij at sprinkhanen en honing van wilde bijen.
5. De mensen kwamen van alle kanten naar hem toe, uit Jeruzalem, uit de Jordaanvallei en uit heel Judea.
6. Ieder die zijn zonden beleed, werd door hem gedoopt in de rivier de Jordaan.
7. Er kwamen ook verscheidene Farizeeën en Sadduceeën naar hem toe om zich te laten dopen. Toen hij hen zag, zei hij tegen hen: ‘Stelletje sluwe slangen! Wie heeft u verteld dat u aan het komende oordeel van God kunt ontsnappen?
8. Laat eerst maar eens in uw leven zien dat u zich bekeerd heeft
9. en denk niet dat u vrijuit gaat omdat u van Abraham afstamt. Want Ik verzeker u dat God zelfs deze stenen in kinderen van Abraham kan veranderen.
10. De bijl van Gods oordeel ligt al aan de wortel van de bomen: elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid.