13. Ze bleven op een afstand staan en riepen: ‘Meester! Jezus! Heb medelijden met ons!’
14. Hij keek hen aan en zei: ‘Ga naar de priester om te laten zien dat u genezen bent.’ Terwijl ze gingen, verdween hun melaatsheid.
15. Een van hen kwam bij Jezus terug en juichte: ‘Wat is God goed! Ik ben genezen!’