Leviticus 7:32-33-38 Het Boek (HTB)

4. de beide nieren en het vet dat aan de lendenen zit en het aanhangsel van de lever offeren.

5. De priester zal dit alles op het altaar verbranden als een schuldoffer aan de Here.

6. Alleen de mannelijke priesters mogen ervan eten op een heilige plaats, want het is allerheiligst.

7. Voor het zondoffer geldt hetzelfde als voor het schuldoffer. Het overblijfsel van het offerdier is voor de priester die daarmee verzoening heeft gedaan.

8. De priester die voor iemand een brandoffer brengt, krijgt de huid van het offerdier.

9. Elk spijsoffer dat in de oven gebakken, op de bakplaat of in de pan wordt klaargemaakt, is voor de priester die de offerande uitvoert.

32-33. De rechterschenkel zal aan de gewijde priesters worden afgestaan.

34. Ik heb de borst en de rechterschenkel bestemd als giften van het volk Israël aan de zonen van Aäron. Aäron en zijn zonen moeten altijd dit deel van het offer krijgen.

35. Het is hun loon! Het moet apart worden gehouden van de brandoffers en aan hen worden gegeven die de Here als priester dienen: aan Aäron en zijn zonen.

36. Want op de dag dat de Here hen inwijdde, droeg Hij het volk Israël op hun deze delen te geven, het is hun eeuwigdurende recht, van generatie op generatie.’

37. Dit waren de voorschriften betreffende het brandoffer, het spijsoffer, het zondoffer, het schuldoffer, het inwijdingsoffer en het vredeoffer,

38. die de Here Mozes op de berg Sinaï gaf. Hij moest deze aan de Israëlieten doorgeven, zodat zij wisten hoe zij aan de Here dienden te offeren in de woestijn Sinaï.

Leviticus 7