2-3. ‘Zeg tegen het volk Israël dat ze alle dieren die gespleten hoeven hebben en hun voedsel herkauwen, mogen eten.
8. Niemand mag hun vlees eten of hun kadavers aanraken, zij zijn verboden voedsel.
9. Wat vis betreft, mag alles worden gegeten wat vinnen en schubben heeft. Het maakt niet uit of ze in de rivier of in zee zijn gevangen.
20-22. Vliegende insecten met vier poten mogen niet worden gegeten, met uitzondering van hen die springen: dus wel alle soorten sprinkhanen, treksprinkhanen, veldsprinkhanen en kleine treksprinkhanen.
23. Alle andere vliegende insecten met vier poten mogen absoluut niet worden gegeten.
24-25. Ieder die hun dode lichamen aanraakt, is tot de avond onrein en moet onmiddellijk zijn kleren wassen. Tot de avond blijft hij onrein.
26. Onrein wordt ook ieder die in aanraking komt met dieren die wel gespleten, maar geen geheel doorkloofde hoeven hebben of die niet herkauwen.